Anderhalf uur in de trein.
Dat betekent dat ik vast nog wel een momentje heb om een boek te lezen. Die Sprinter
van de bieb - Achterstallig
Geluk van Lieneke
Dijkzeul – waar ik vorige week 1,50 voor heb betaald. Optimistisch denkend
dat de herfstvakantie hét moment is om in een week tijd een heel boek uit te
lezen. Naast het omwisselen van mijn kledingkast van zomer naar wintergarderobe
(zodat dit niet, zoals vorige jaren, pas in december zou gebeuren), het
schrijven van een kort verhaal voor mijn schrijfcursus en het maken van een
eerste start met het volgende opvoedboek voor ouders. O en daarover gesproken: goed
om daarvoor nog even wat naslagliteratuur in mijn tas te stoppen. Misschien ook
nog ‘De korte geschiedenis van het bedrog’
meenemen van Herman Koch? En een leuk tijdschrift natuurlijk, voor de
tussendoor momentjes.
‘Hier, lezen mama!’ Skye (had
ik al verteld dat die ook meeging?) is op ontdekkingsreis gegaan in zijn rugzak,
en houdt zijn Super Jan boek omhoog. Drinkt
in een keer zijn Fristi pakje leeg, en begint vervolgens tegelijkertijd aan zijn
chocoladekoekje en zakje chips. Daarna krijgt hij een sugar rush en zingt hij
uit volle borst het Super Jan lied door de coupe: Super, Super Jan, wat een
verhaal. Ja, dat is Super Jan. Kijk wat hij allemaal kan. Het is echt niet
normaal! Mag ik nu op mijn DS mama?
Na zeven hoofdstukken houdt hij het eindelijk voor gezien. Wat wellicht ook te
maken heeft met de steeds lijzerigere toon waarop ik de super spannende scenes
uit het boek voorlees. ‘Ahhh!... Nee!... ‘I’m gonna get you!... ‘Ha, ha, ha!’...
‘Bingo!’ Omdat ik Skye heb gevraagd het volume uit te zetten, levert hij ter
compensatie enthousiast commentaar op het verloop van zijn game. Blieb! Blieb! ‘Level
gehaald!’ Enthousiast kijkt hij me aan. ‘Hoe ver is het nog mama?’ Ik laat het
hem op mijn horloge zien. ‘En nu?’ Precies 5 tellen later. ‘En nu?’ Met moeite til
ik mijn reizende bibliotheek van zijn plek. ‘We zijn er.’
Op de terugweg speelt hij
een spel met de chocolademuntjes die hij van opa heeft gekregen. ‘We krijgen er
ieder vier, mama,’ legt hij de spelregels uit. ‘Als jouw munten het meest waard
zijn, heb je gewonnen.’ Hij doet zijn ogen dicht, voelt zorgvuldig wat de
kleinere munten zijn en schuift ze mijn kant op. ‘Even kijken: ik heb vier
munten van 2 euro. Jij vier van 1 euro. Ik heb gewonnen!’ Nadat ik nog tien
keer vier euro in chocolademunten heb gekregen, het volgende level van de DS – wederom begeleid
met commentaar - is uitgespeeld en we bij hoofdstuk 15 van Super Jan zijn
aanbeland, stappen we uit op station Haarlem. ‘Ik wil nog even stoppen bij het
park mama, daar woont een kabouter. Met een huisje onder de boom en een eigen mini-prullenbank.’ Ik ben moe en heb honger, maar vind zijn verhaal ook
aandoenlijk. Dus parkeer ik mijn fiets tegen een boom en gaan we samen op zoek. ‘Misschien
is hij verhuisd? En vergeten een verhuiskaartje te sturen? Kabouters kunnen
behoorlijk vergeetachtig zijn, Skye,’ probeer ik, als we het huis van meneer
kabouter niet kunnen vinden. Mokkend stapt hij weer achterop de fiets. ‘Zing
dan maar een liedje voor me mama.’
Thuis zet ik al mijn
boeken weer ongelezen terug in de kast. Het Achterstallig
Geluk van Lieneke
Dijkzeul, het zakgeldboek, het boekje over seksuele opvoeding, die over social
media. En het tijdschrift natuurlijk. Naast het boek van Herman Koch. Die ik toch
maar thuis had gelaten. Veel te dik en dus te zwaar. Hoewel de titel ‘De korte geschiedenis van het (zelf)bedrog’ - zeker met deze kleine aanpassing - wel heel
toepasselijk was geweest.