Ik ben een van die ouders. Die het niet goed doen met
dat zakgeld. Ik weet hoe belangrijk het is, en ik wil het ook echt heel graag.
Echt. Vooral ook omdat ik de negatieve effecten – sparen is saai / uitgeven is
goed – nu al zie. Mijn zoontje heeft op Koninginnedag al op de eerste straathoek
zijn – door mij gevulde – portemonneetje leeg. Met als opbrengst een tas vol
met gepensioneerde knuffels (die heel lang hebben doorgewerkt en écht aan het
eind van hun loopbaan zijn), een tv uit de tijd dat kinderen er alleen nog op
woensdagmiddag naar keken, en een ventilator voor mama’s kantoor (want sociaal
is hij wel) die vastzit in stand 3 en mama daardoor met gemak het raam uit
blaast.
Ook op de andere dagen van het jaar rolt zijn geld
alle kanten op. Behalve richting de gleuf van zijn spaarpot. Waar hij met
vooruitziende blik alvast 3 stuks van heeft gekocht. Want op een dag ga ik het
leren. Om een potje met kleingeld aan te leggen. Zodat ik op zaterdagochtend –
vaste dag, vaste tijd – daad bij woord kan voegen. Geen ‘sorry lieverd, straks
na het boodschappen doen’ meer hoef te verkopen. Waarna ik het weer hartstikke
vergeet. Maar gelijk die euro tevoorschijn kan toveren. En nu maar hopen dat
hij zo goed leert sparen dat hij de opbrengst volgend jaar, op onze nieuwe Koningsdag, lekker in die 3 spaarpotten van hem laat zitten.