Thursday, May 22, 2014

De Haarlemse scheetvogel



Kate klapt met haar hand op die van mij. Waarbij ze het ‘risico’ neemt dat ik haar hand probeer vast te pakken. Pets. Pak! Pets, Pets. Pak! Pets. Pak! Pets. Pets. Pets. Pak! Al snel heeft ze het spelletje door en begint ze te lachen. Ze bedenkt een truc. Ze slaat met twee handen op die van mij, zodat ik haar handjes niet meer zo snel kan pakken. En lacht nog harder. Dan rijden we nog een rondje op het damespaard. Terwijl er steeds maar weer een gat in de weg zit. Haar ogen stralen. Helemaal als we ‘onderweg’ de Haarlemse scheetvogel tegenkomen. Pfffrrrt! Doet Kate met haar mond. Pfffrrrt! Toeter ik in de linker kant van haar nek. Pfffrrrt! Doet ze het nog een keertje voor. Pfffrrrt! In de rechter kant van haar nek. 

Een gouden momentje, waarin er even geen vierjarigen meer zijn die wél een puzzel kunnen maken, voor mama in hun houten keukentje een nep-pannenkoekje bakken, of de pop verplegen met de dokterstas. Maar de wereld even alleen bestaat uit Kate en mij. En de Haarlemse scheetvogel natuurlijk. Die hartstikke zeldzaam is, en toch maar mooi bij mij in huis woont.

Friday, May 9, 2014

Pas op voor... ouders!



Vanochtend werd ik bijna geschept. Op weg naar het station, door een moeder met een bakfiets met drie kleine kinderen erin. Eentje half in de lucht hangend in de Maxi-Cosi en de andere twee – want eigenlijk net iets te groot – in elkaar gedrukt op het bankje ervoor. We denken altijd dat we in het verkeer moeten opletten voor de dode hoek van vrachtwagens, voor pukkelige pubers op opgevoerde Vespa's, of oude omaatjes die nog net niet van hun fiets afvallen. Maar je moet pas écht gaan opletten als er ouders in je buurt komen. Ik kan het weten, want ik ben er zelf ook eentje. 


Ouders zijn namelijk doodmoe. Chronisch. Wat duidelijk te zien is als je verschillende ‘hangplekken’ van ouders bezoekt. Zo is er in Haarlem Meneer Paprika. Een vrolijke speelgoedwinkel waarin speciaal voor ouders, die net zo scheel kijken als het Paprika mannetje op het raam van de winkel, een zithoek is ingericht. Waar al die ouders aan een koffie-infuus kunnen worden gelegd, terwijl hun kindertjes zo lang mogelijk met de treintafel spelen waar het - zogenaamd - allemaal om was begonnen. 


Ook een gemiddelde zaterdagmiddag in de Amsterdamse Tun Fun geeft een soortgelijk beeld. Alleen is daar de koffie niet te drinken - wat wil je ook in een oude ondergrondse parkeergarage -. Dus kunnen de ouders daar niet anders dan toegeven aan hun chronische vermoeidheid en dan maar ongegeneerd snurkend – die kinderen generen zich tenslotte ook nergens voor – in een hoekje in slaap te vallen. En dan is er natuurlijk nog ‘Good old IKEA’ waar diezelfde ouders hun kroost met lichte dwang de ballenbak in duwen, om daarna op de eerste de beste KIPLAN een tukje te doen. Als je echt moe bent slaap je tenslotte op alles.


Maar al die ouders moeten zich dus ook van en naar deze plekken toe bewegen. Terwijl ze zich ondertussen van pure vaagheid niet meer goed herinneren of ze nu op weg waren naar IKEA, de kinderopvang, de supermarkt, opa en oma of naar hun werk. Het werk valt af zodra ze merken dat hun kinders nog voor in de bakfiets zitten, maar dan blijven er dus nog altijd vele opties over. Waardoor ze onverwachte schijnbewegingen blijven maken van links naar rechts. Wazig voor zich uit starend, terwijl ze hardop narekenen hoeveel uren ze wél geslapen hebben of boodschappen of werklijstjes murpelen. 


Lopen is ook geen oplossing. Dit duurt te lang voor het overvolle programma dat ze moeten draaien. Beter lijkt het dat alle ouders voortaan zélf in bakfietsen vervoerd worden. Liefst bestuurd door vrachtwagenchauffeurs, pukkelige pubers en oude omaatjes natuurlijk. Op een daarvoor apart ingerichte bakfietsrijbaan. Dan hoef je alleen nog maar uit te kijken voor mij. Een chronisch vermoeide ouder. Die nog denkt het beter te weten ook.